Op een zangavond in maart kwamen toevallig alle 15 koorleden te laat. Ze hadden om 7:20 in de kerk moeten zijn. Om 7:25 werd de kerk volledig verwoest door een gasexplosie. Niemand raakte gewond, omdat iedereen te laat kwam. Toeval? Nee hoor, zouden sommigen zeggen, want toeval bestaat niet. De kans was 1 op een miljoen, dus was het niet toevallig. Anderen zouden zeggen dat Vrouwe Fortuna de koorleden zeer welgevallig was. En Philo, de Griekse filosoof, zou zeggen: ‘Als toeval niet bestaat, waarom is er dan een woord voor?’
Gebeurtenissen die ons onverwacht overkomen, noemen we toevallig. Je woont in Vrouwenpolder, zegt aan het eind van het jaar je lot op en prompt winnen bijna al je buren een miljoen. En jij niet. Is dat domme pech? Of hebben we het toeval wel in de hand, door bijvoorbeeld beter op te letten? Je loopt gehaast een drukke weg over en je word bijna geraakt door een auto. Je kon net opzij stappen. Als je beter had opgelet dan was er niets aan de hand geweest. Is dat dan stom toeval? Het toeval kan je gunstig gestemd zijn, maar het toeval kan je ook het noodlot toebedelen. Zouden we zonder toeval willen leven? Of geven we de voorkeur aan een leven vol toevalligheden?
Een filosofisch gesprek over het toeval kan beginnen met de vraag: ‘Wat regelt toeval in het leven?’
Wij zijn niet dezelfde persoon als 10 jaar geleden, noch zijn zij van wie we houden. Het is een gelukkig toeval als wij veranderd blijven houden van een veranderde persoon.