Waar moet je beginnen als je het wilt hebben over de tijd? Volgens onze tijdstelling begon de tijd in het oneindige en eindigt de tijd in het oneindige. Het oneindige heeft geen begin en geen eind, dus heeft de tijd ook geen begin en geen eind. Toch is de tijd meetbaar, op een goed geplaatste zonnewijzer en op onze horloges loopt de tijd continu door. Waarom zeggen we dan op onvergetelijke momenten dat de tijd stilstaat? In dit gesprek staan wij stil bij het thema de tijd.
Begin het filosofische gesprek bijvoorbeeld met de vraag: “Waar blijft de tijd?”
In onze westerse samenleving delen we een bepaalde opvatting van de tijd. Wij hebben de tijd buiten ons geplaatst en hebben geen invloed op het verloop ervan. Kapuscinski geeft in zijn verhalenbundel Ebbenhout weer hoe de Afrikaan omgaat met de tijd. “Een Afrikaan die in de bus stapt, vraagt nooit wanneer de bus vertrekt. Hij stapt in, gaat op een vrije plaats zitten en hij verzinkt in een toestand waarin hij een groot deel van leven doorbrengt: de toestand van doods wachten. Iemand die doods wacht, houdt op met praten. De spieren ontspannen. Het lichaam verslapt, zakt in en krimpt. Niemand kijkt om zich heen, de blik zoekt niets, men is niet nieuwsgierig. De ogen zijn open, de blik is afwezig, zonder een vonkje leven. Na twee uur wachten vertrekt de volle bus. Op de weg vol kuilen worden de passagiers heen en weer geschud en komen tot leven.” “De tijd wordt pas zichtbaar in gebeurtenissen en of een gebeurtenis plaatsvindt, hangt af van de mens. Zonder gebeurtenis zal de tijd niets van zich laten merken, zal hij niet bestaan.”